Begrippenlijst

Op Vulkanisme.nl worden diverse termen gebruikt. In deze begrippenlijst staan alle moeilijke begrippen van deze website gedefinieerd. Door in de linker kolom het begrip aan te klikken, krijg je nog uitgebreidere informatie over de betekenis van het begrip.

Aardkorst vaste buitenste gesteentelaag van de aarde van enkele tientallen kilometers dik.
Aardverschuiving gebeurtenis waarbij een grote hoeveelheid grond plotseling in beweging komt en meestal langs een helling naar beneden valt of glijdt. Aardverschuivingen kunnen zeer verwoestend zijn. Als een groot deel van de aardverschuiving uit steen bestaat, wordt ook wel gesproken van een rotslawine (of steen- of puinlawine). Een aardverschuiving moet niet worden verward met een aardbeving. Echter een aardbeving kan, evenals een vulkaanuitbarsting, een aardverschuiving veroorzaken.
Actieve vulkaan een vulkaan wordt geclassificeerd als een actieve vulkaan, wanneer deze af en toe tot uitbarsting komt en meetbare activiteit vertoont. Volgens de huidige gegevens telt de aarde ongeveer 600 actieve vulkanen.
Aërosolen kleine stof- of vloeistofdeeltjes (ongeveer een miljoenste millimeter groot) die worden meegevoerd door de wind.
Afzetting het proces waarbij sedimentair gesteente in laagjes wordt afgezet.
As, vulkanisch fijn tot zeer fijn pyroclastisch materiaal dat is ontstaan bij een explosieve vulkanische uitbarsting.
Aswolk wolk van vulkanische as die zich boven een uitbarstende vulkaan kan vormen. Aswolken worden vooral waargenomen in de beginfase van een vulkaanuitbarsting. Wanneer een vulkaanuitbarsting langer duurt, verdwijnt de aswolk vaak lang voordat de lavastroom tot stilstand komt.
Asregen neerdwarrelen van vulkanisch as, dat bij een vulkaanuitbarsting in de atmosfeer terecht komt en door de wind wordt getransporteerd.
Asthenosfeer laag van de mantel die direct onder de vaste lithosfeer ligt. Deze is enigszins vloeibaar en speelt een sleutelrol bij de bewegingen van de tektonische platen.
Continentale korst aardkorst waaruit de continenten bestaan. De continentale korst is opgebouwd uit graniet.
Convergentie naar elkaar toe bewegende tektonische platen.
Convectie (stroming) langzame beweging van vloeibaar gesteente in de diepere delen van de aarde. Convectie treedt onder andere op in de aardmantel als gevolg van het temperatuurverschil tussen de aardkern en het aardoppervlak.
Divergentie uit elkaar bewegende tektonische platen.
Dode vulkaan is vaak duizenden of miljoenen jaren geleden voor het laatst uitgebarsten en vertoont geen meetbare activiteit. Het is dan ook niet waarschijnlijk dat een dode vulkaan binnen korte tijd tot uitbarsting komt. Het grootste deel van de vulkanen op aarde behoort tot de categorie dode vulkanen.
Eilandboog keten van vulkanische eilanden gevormd bij een subductiezone of bij een hotspot.
Erosie proces waarbij gesteente of aarde wordt losgemaakt en van het landoppervlak afslijt. De belangrijkste veroorzakers van erosie zijn wind, water, bewegend ijs en de zandkorrels en steenfragmenten die deze meevoeren.
Eruptie het vrijkomen van lava, pyroclastica, gassen en andere materialen uit een vulkaan.
Fumarole een opening in de aardkorst, vaak in de nabijheid van vulkanen of vulkanisch actieve gebieden, waar warme tot zeer hete gassen en dampen uit ontsnappen. De gassen of dampen die uit fumarolen ontsnappen bestaan voornamelijk uit waterdamp en CO2, maar er kunnen ook giftige bij zitten zoals HCl, HF en H2S.
Gletsjer een hoeveelheid semi-permanent ijs dat omlaag kan schuiven.
Gloedwolken gloeiend hete wolken van vulkanisch materiaal. Ze kunnen in één keer een hele stad verwoesten. Een ander woord voor gloedwolk is pyroclastische stroom.
Hotspot een persistent gebied van vulkanische activiteit, waarschijnlijk diep in de aardmantel. Tektonische platen die over hotspots bewegen, worden gekenmerkt door rechte ketens van vulkanen (eilandbogen), die ouder zijn naarmate ze verder dan de hotspot liggen.
Keileem vast materiaal dat is afgezet of achtergelaten door een gletsjer. Het bestaat doorgaans uit klei met stukken gesteente van uiteenlopende afmetingen. In veel gebieden waar in de laatste ijstijd landijs heeft gelegen, worden keileemafzettingen gevonden.
Krater komvormige verdieping waardoor een vulkaan gassen, pyroclastica en lava uitstoot. De kraterwanden bestaan uit uitgestoten materiaal.
Lahar modderige waterstoom, vermengd met vulkanische as en puin.
Lava gesmolten gesteente dat het aardoppervlak heeft bereikt; of het uiteindelijke vaste gesteente na de afkoeling. Voordat het gesmolten gesteente het aardoppervlak heeft bereikt, wordt het magma genoemd.
Lavadome steile ronde uitstulping van zeer stroperige lava die uit een vulkanische opening is geperst.
Lawine grote hoeveelheid sneeuw, ijs, bodem en/of gesteente dat met hoge snelheid glijdt of valt.
Lithosfeer aardkorst en het bovenste, vaste deel van de onderliggende mantel. Alle tektonische platen maken deel uit van de lithosfeer.
Magma gesmolten gesteente met opgeloste gassen dat het aardoppervlak nog niet bereikt heeft. Bij afkoeling vormt magma stollingsgesteente. Aan het aardoppervlak wordt het gesmolten gesteente lava genoemd.
Mantel de zone tussen de aardkorst en de aardkern tot een diepte van 3480 kilometer. Deze neemt 84 % van het volume van onze planeet in.
Magmakamer ondergronds magmareservoir in de aardkorst, vaak onder vulkanen. Hier verzamelt het magma zich voordat een eruptie plaatsvindt.
Mantelpluim kolom van gesmolten gesteente dat door de mantel en korst opstijgt, waardoor er een hotspot aan het aardoppervlak ontstaat.
Modderstroom vloeibaar mengsel van met water verzadigde modder en puin dat door de zwaartekracht van de helling stroomt.
Oceanische korst aardkorst op de bodem van de oceaan zonder de granietlaag die de continenten vormt. De oceanische korst bestaat vooral uit basalt.
Oceanische rug grote onderzeese bergrug, ontstaat als gevolg van divergerentie. Bijvoorbeeld de Mid-Oceanische rug die loopt van de Noordpool tot de Zuidpool en onder andere de Noord-Amerikaanse plaat van de Euraziatische plaat scheidt.
Platentektoniek theorie dat de aardkorst bestaat uit twaalf platen die zich langzaam over de aardkorst bewegen. Deze beweging wordt veroorzaakt door convectiestroming in de mantel van de aarde.
Pluim
  1. magnakolom vanuit de aardmantel die verantwoordelijk is voor hotspotvulkanen, ook wel mantelpluim genoemd.
  2. as- en rookwolk
Puinlawine een lawine van rotsen, grond, ijs, sneeuw, bomen en ander materiaal.
Puinstroom snelle stroom van puin van uiteenlopende oorsprong, bijvoorbeeld een modderstroom met een hoog soortelijk gewicht. Puinlawines worden modderstromen wanner ze gemengd worden met water.
Pyroclastica door een vulkaan uitgeworpen fragmenten.
Pyroclastische stroom snel stromende, soms dodelijke wolk van heet gas en as.
Ring van Vuur gebieden rondom de Grote Oceaan met gebergtevormende aardbevingen en vulkanen.
Schildvulkaan matig hellende vulkaan met de vorm van een afgeplatte koepel, gevormd door zeer vloeibare basische lava.
Sediment vaste deeltjes die door water, wind, vulkanische processen of massabeweging verplaatst zijn en later afgezet.
Stalactiet afzetting van calciumcarbonaat die aan het plafond van een grot of ondergrondse gang hangt.
Sedimentair gesteente gesteente dat ontstaan is door verharding van afzettingen van kleine deeltjes, als gevolg van toegenomen druk op deze afgezette kleine deeltjes.
Slapende vulkaan vertoont zeer weinig activiteit, maar kan van het ene op het andere moment weer actief worden. Zolang de vulkaan in slaapstand blijft, vormt deze echter geen gevaar uit te barsten.
Stalagmiet afzetting van calciumcarbonaat die van de bodem van een grot of ondergrondse gang verrijst.
Stratovulkaan steile, kegelvormige vulkaan opgebouwd uit lagen van lava en pyroclastisch materiaal.
Stroperigheid de mate van weerstand die overwonnen moet worden om een vloeistof te laten stromen, ook wel viscositeit genoemd. Water heeft een lage viscositeit, stroop een hogere (vandaar de naam).
Subductiezone convergente zone van twee tektonische platen, waarbij in het algemeen de ene tektonische plaat onder de ander schuift.
Tektonische plaat een van de grote segmenten waaruit de lithosfeer van de aarde bestaat. De onderlinge bewegingen van de verschillende platen leiden tot aardbevingen, vulkanische activiteit, continentverschuiving en gebergtevorming.
Transform(e) (beweging) evenwijdig langs elkaar bewegen van twee tektonische platen.
Transport verplaatsen van verweerd en geërodeerd materiaal van de ene plaats naar de andere, bijvoorbeeld door de werking van wind, water of ijs.
Tsunami serie van golven, veroorzaakt door verplaatsing van een groot volume aan water en vindt meestal plaats in een oceaan.
VEI (vulkanische explosiviteits index) maat voor de explosieve kracht van een vulkaanuitbarsting. De Vulkanische Explosiviteits Index is in het leven geroepen om een relatieve meting van de explosiviteit van vulkanische uitbarstingen te kunnen geven. Deze index is een logaritmische schaal die loopt van 0 tot 8.
Verwering verandering van gesteente aan of vlak onder het aardoppervlak. Doorgaans wordt het gesteente verkruimeld of verzwakt.
Vulkaan opening in de aardkorst waar magma door naar buiten stroomt, of de berg die zo´n opening bevat.
Vulkaanas fijn tot zeer fijn pyroclastisch materiaal dat is ontstaan bij een explosieve vulkaanuitbarsting.
Vulkanische bom groot brokstuk dat bij een vulkaanuitbarsting de lucht in geslingerd is. Na stolling van een vulkanische bom, zal het deel uitmaken van een pyroclastisch gesteente. Wanneer een stuk gesteente dat door een vulkaan de lucht in geslingerd wordt groter is dan 64 mm, spreken we al van een vulkanische bom. De grootste vulkanische bom die ooit is waargenomen door mensen, is groter dan 10 meter in doorsnede.
Vulkanisme een fenomeen dat verband houdt met vulkanen en vulkanische activiteit. Vulkanisme brengt magma vanuit de mantel binnenin een planeet naar het oppervlak. Eenmaal aan de oppervlakte stolt het gesteente relatief snel, waarbij typische gesteenten en landschapsvormen worden gevormd. Vulkanisme is een geologisch of geomorfologisch proces.
Zeebodemspreiding het mechanisme waarbij nieuwe zeebodem wordt gevormd. De aangroei van tektonische platen vindt plaats bij een oceanische rug.